Het Ovenvisje (Thermobia domestica Packard)

 

Algemeen

Oppervlakkig gezien lijkt dit insect veel op het zilvervisje Lepisma saccharia L. Hoewel deze beide soorten tot dezelfde familie Lepismatidae behoren, stellen zij toch heel andere eisen aan hun omgeving. De bestrijding van de soorten is totaal verschillend. Het ovenvisje kan leven in een relatief droge, vrij warme omgeving; het zilvervisje geeft de voorkeur aan meer vochtige omstandigheden.

Uiterlijk

Het ovenvisje is een vleugelloos insect dat 10-12½ mm lang kan worden. De kleur is grijsachtig; op de rug komen drie zwarte en gele schubben voor. Aan het achterlijf bevinden zich drie “staartdraden”. Het ovenvisje heeft evenals het zilvervisje zijn naam mede te danken aan de snelle, kronkelende bewegingen bij het verplaatsen.

Ontwikkeling

De eieren van het ovenvisje hebben voor hun ontwikkeling een temperatuur van minimaal 25ºC nodig. Bij 27ºC duurt de ontwikkeling ca. 11 maanden. Een temperatuur van 47ºC gedurende meerdere dagen is dodelijk. Een normale ontwikkeling is mogelijk bij een relatieve luchtvochtigheid van 50%. De volwassen exemplaren kunnen bij 32ºC in een relatief droge omgeving 2 tot 2½ jaar in leven blijven.

Leefwijze

Men kan ovenvisjes aantreffen op warme, vrij droge plaatsen, maar ook in centraal verwarmde badkamers, toiletten en keukens. In keukens, maar ook op andere plaatsen in huis bv. op zolder bij de Cv-ketel en in boekenkasten is voor deze insecten altijd wel iets eetbaars te vinden. Ze hebben bovendien maar erg weinig nodig. Het voedsel bestaat voornamelijk uit koolhydraten en af en toe uit eiwitten, bv. lijm van behang, etsen en boeken wordt door hen gegeten.

Schade

Als ovenvisjes in grote aantallen voorkomen, kunnen ze aanzienlijke schade veroorzaken aan o.a. behang, boeken, postzegels, affiches, etsen, en aan producten van synthetisch materiaal zoals kleding, wandbedekking e.d.

Inventarisatie

Voordat overgegaan wordt tot een bestrijdingsactie dient door of namens de gemeente of huiseigenaar een onderzoek te worden ingesteld naar de omvang van de verspreiding van ovenvisjes binnen het betrokken gebouw, alsook in de aangebouwde panden. In flatgebouwen vindt de verspreiding allereerst in verticale richting plaats via leidingkokers, etc. Voor dat onderzoek kan gebruik worden gemaakt van een insecticide met als actieve stof pyrethrinen, waarmee een aantal van de eventueel aanwezige ovenvisjes uit hun schuilplaats kan worden verdreven. Een belangrijke aanwijzing voor het vaststellen van de verspreiding is de plaats van waarneming door de bewoners/gebruikers van een gebouw.

 Coördinatie

Bij een grootschalige verspreiding van ovenvisjes dienen door een coördinator werkafspraken te worden gemaakt met contactpersonen van andere diensten, welzijnswerkers, e.d. Voorbereidingen moeten worden getroffen voor eventuele noodzakelijke informatie in vreemde talen. Afspraken moeten worden gemaakt indien meerdere uitvoerders/contractanten betrokken zijn. 

Planning

Na de inventarisatie kan worden overgegaan tot het opstellen van het bestrijdingsplan (volgorde van behandeling, toe te passen bestrijdingsmethode, benodigde apparatuur, menskracht en toegelaten middelen, etc.) en de voorlichting aan de betrokkenen. 

Voorlichting

De huiseigenaar dient zonodig de schuilplaatsen van ovenvisjes beter bereikbaar te laten maken (leidingkokers, ruimte achter aanrechtkastjes, kruipruimten e.d.).

De bewoners/gebruikers dienen, voordat de uitvoering der werkzaamheden plaatsvindt, alle schuilplaatsen in de gehele woning toegankelijk te maken, o.a. door zorg te dragen voor het ontruimen van (keuken)kasten. De inhoud ervan kan men op een tafel in het midden van een ruimte plaatsen en afdekken met plastic of een laken. Het contact van bestrijdingsmiddelen met o.a. speelgoed moet voorkomen worden. Kinderspeelgoed moet voorafgaand aan de bestrijding worden opgeruimd. Bij behandeling van de kasten kan speelgoed in plastic zakken

worden verpakt. Bovendien dient men open vuur (N.B. waakvlammen) te doven, aquaria zorgvuldig af te dekken en de luchtpomp af te zetten.

Tijdens de uitvoering van de bestrijdingsactie en gedurende de ventilatieperiode (tenminste 2 uur) dient men met de huisdieren elders te verblijven.

Bestrijding

De uitvoering van de bestrijding dient door ter zake deskundigen te geschieden. De bestrijding wordt in de meeste gevallen uitgevoerd door plaatselijke behandeling van alle mogelijke schuilplaatsen, kieren, naden en de omgeving ervan met een grove druppel van een doelmatig en toegelaten insecticide met als actieve stof bij voorkeur deltamethrin, permethrin of cyfluthrin. Deze actieve stoffen behoren tot de toxicologische groep synthetische pyrethroiden. De spuitvloeistof heeft een zeer geringe acute giftigheid, terwijl de afdamping van het middel 1-2 uur na toepassing vrijwel nihil is. De voor de bestrijding van ovenvisjes benodigde residuele werking is zeer goed (tenminste 6 weken). 

N.B.

Een bestrijding zal uitsluitend succesvol kunnen worden uitgevoerd, als deze in het gehele verspreidingsgebied van ovenvisjes binnen de aaneengesloten bebouwing plaatsvindt. Alle bewoners dienen hun medewerking te verlenen. Als bewoners van een of meer betrokken woningen medewerking aan de bestrijding weigeren, kan in een later stadium vanuit die woning(en) weer opnieuw verspreiding van ovenvisjes plaatsvinden. Zij kunnen dan ook door de betrokken woningeigena(a)r(en) worden aangesproken voor de kosten van een dan opnieuw uit te voeren blokbestrijding. 

De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de op het etiket van het bestrijdingsmiddel vermelde voorzorgsmaatregelen, wettelijke gebruiksvoorschriften, etc.

Na de ventilatieperiode moeten werkvlakken (aanrecht e.d.) gereinigd worden. 

Nazorg

Na een controle door een deskundige circa 6-8 weken na de 1e behandeling, dient vastgesteld te worden of een nabehandeling noodzakelijk is. De bewoners/gebruikers van de behandelde ruimten dienen na de inspectie/nabehandeling attent te blijven op ovenvisjes.